De baarmoeder is een peervormige spier, een hol en dikwandig orgaan dat zich aan het uiteinde van de vagina bevindt. De baarmoeder heeft een lengte van 6 tot 8 cm en een breedte van 3 tot 4 cm. Tijdens de zwangerschap kan de lengte ervan oplopen tot 30 cm.
De binnenste laag van de drie lagen waaruit de baarmoeder bestaat, wordt het baarmoederslijmvlies of endometrium genoemd. Elke maand maakt het baarmoederslijmvlies, waarin zich buisvormige klieren en veel bloedvaten bevinden, zich klaar om een bevruchte eicel te ontvangen. De baarmoederwand, die sponzig is en rijk aan bloed, wordt dan dikker.
De baarmoederhals (ongeveer 3 cm lang) ligt aan de onderzijde van de baarmoeder en is hiermee verbonden door een vernauwing. Het nauwe kanaaltje dat door de baarmoederhals loopt, verbindt de vagina met de baarmoeder. Zodra het sperma in de vagina terechtkomt, wordt het dus via dat kanaaltje naar de baarmoeder en vervolgens naar de eileiders vervoerd.
Tijdens de menstruele cyclus ondergaat de baarmoederhals heel wat veranderingen onder invloed van het geslachtshormoon oestrogeen. Gestimuleerd door dit hormoon van de eierstokken produceert de baarmoederhals, tijdens de ovulatie, diverse typen baarmoederhalsslijm dat het sperma helpt zijn weg te banen naar de eileiders.
De baarmoeder speelt een belangrijke rol tijdens de bevalling dankzij de samentrekkingen van de baarmoederwand of weeën die de baby in de richting van de buitenwereld stuwt.