Zodra het rijpe eiblaasje (=follikel) openbarst, vult deze holte zich met bloed. De cellen van de follikelwand dringen de met bloed gevulde holte binnen en beladen zich met een gele kleurstof. Op die manier ontstaat het gele lichaam of corpus luteum dat het geslachtshormoon progesteron aanmaakt.
Indien de eicel niet bevrucht is, stopt het gele lichaam met de afscheiding van progesteron en verschrompelt het. Deze plotselinge daling van de hoeveelheid geslachtshormonen in het bloed veroorzaakt kleine samentrekkingen van de bloedvaten van het baarmoederslijmvlies die op hun beurt leiden tot de menstruatie.
Bevruchting vindt plaats wanneer een zaadcel de rijpe eicel ontmoet en binnendringt. De nieuwe bevruchte eicel die uit deze samensmelting voorkomt heet zygote. Het is op dit precieze moment van samensmelting dat een nieuw leven begint. De zygote, m.a.w. de nieuwe levende cel, beschikt dus over alle mogelijkheden om zich te ontwikkelen tot een nieuw levend wezen.
De chromosomen van vader en moeder, die de genetische informatie dragen en zich in deze cel bevinden bepalen nu al alle genetische kenmerken van de toekomstige baby. Alles ligt dus al vast en hoeft ‘alleen nog maar' tot ontwikkeling te komen. Er kan nu niets meer aan de genetische kenmerken veranderd worden.