Bij de eerste deling, 30 à 50 uur na de bevruchting, deelt de eencellige zygote zich in twee identieke cellen die blastomeren genoemd worden. Bij de tweede deling deelt elke cel zich in tweeën, waardoor een viercellige zygote ontstaat, ongeveer 50 uur na de bevruchting. Bij de derde deling, ongeveer 60 uur na de bevruchting, verdubbelt het aantal cellen zich van vier tot acht.
De bevruchte eicel deelt zich dus herhaaldelijk (in de eileider) tot een stevige cellenbundel ontstaat, de morula. Morula betekent moerbei of braam in het Latijn en verwijst naar de vorm van deze cellenbundel.
Van het 72ste uur tot de 4de dag na bevruchting.
Na de bevruchting legt het ei dezelfde weg af door de eileiders als de mannelijke zaadcellen voor de bevruchting, maar in omgekeerde richting. Deze tocht van de eileider tot de baarmoeder neemt drie dagen in beslag.
Zodra het ei in de eileider wordt opgevangen, wordt het langzaam verder gedreven door samentrekkingen van de eileider en door de ritmische bewegingen van de trilharen die zich langs de wand van de eileider bevinden. Tijdens deze 3-daagse tocht door de eileider deelt de bevruchte eicel zich herhaaldelijk maar het is pas na de 6de celdeling (als er 64 cellen zijn) dat het ei in volume begint toe te nemen.
In dit stadium is er een zichtbaar verschil tussen de cellen van de morula. De centrale cellen zijn groter en worden omringd door kleiner cellen. Zodra er een holte zichtbaar wordt tussen de 2 groepjes cellen spreken we van blastula. De grotere cellen aan de binnenkant vormen een knobbeltje dat embryonaalknop of embryoblast wordt genoemd. Uit deze embryonaalknop zal zich het embryo ontwikkelen. De buitenste laag cellen rond de embryonaalknop wordt trofoblast genoemd. De trofoblast helpt bij het innestelen en de vorming van de placenta.
Bij de reis van het ei door de eileider gaat het celdelingsproces dus onafgebroken door totdat er een honderdcellig organisme ontstaat dat blastocyste wordt genoemd.
Wanneer het bevruchte ei (of blastocyste), tussen de 4de en 5de dag na de bevruchting, aankomt in de baarmoeder, nestelt het zich niet onmiddellijk in. Het ei is daar namelijk nog niet voldoende voor ontwikkeld en het baarmoederslijmvlies in nog niet klaar om het ei te ontvangen. Bijgevolg zal het ei een tijdje vrij drijven in de baarmoeder.
Op het moment dat het menselijke embryo zich ontdoet van zijn schaal of zona pellucida, kan het zich hechten aan het baarmoederslijmvlies in het bovenste deel van de baarmoeder. Dat is de plaats waar de grootste hoeveelheid zuurstof aanwezig is om zich te ontwikkelen.
In het baarmoederslijmvlies zelf, dat dikker wordt, komen bloedvaten tot ontwikkeling voor de aanvoer van voedingsstoffen voor de zich ontwikkelende placenta. Deze veranderingen in het baarmoederslijmvlies worden geregeld door de hormonen die geproduceerd worden door het rijpe eiblaasje (Graafse follikel) die het ei heeft vrijgegeven. Zodra deze follikel openbarst, vult deze holte zich met bloed. De cellen van de follikelwand dringen de met bloed gevulde holte binnen en beladen zich met een gele kleurstof. Op die manier ontstaat het gele lichaam of corpus leteum dat de hormonen oestrogeen en progesteron aanmaakt.
Progesteron is het hormoon dat het baarmoederslijmvlies stimuleert om zich klaar te maken voor de innesteling van de bevruchte eicel. Doordat dit hormoon de baarmoeder verhindert zich samen te trekken, hetgeen menstruatie veroorzaakt, kan het ei overleven in de baarmoeder. Het bevruchte ei maakt op zijn beurt zelf een hormoon(HCG: humaan chorion gonadotrofine)aan zodra het zich in de baarmoeder bevindt. Dit hormoon zorgt ervoor dat het gele lichaam actief blijft.