Eerst moet het hoofdje van de baby door het kleine bekken. Dat is het benige gedeelte van het geboortekanaal. Omdat de doorgang van het bekken erg nauw is, moet de baby de weg van de minste weerstand zoeken. De baby ligt nu in de meeste gevallen met rug rechts of links tegen de baarmoederwand, zijn hoofd naar beneden.
Naarmate het hoofdje verder indaalt, wordt de kin van de baby tegen zijn borst gedrukt. Het achterhoofd komt nu voor te liggen. Deze houding van het hoofd wordt flexie genoemd en laat de baby toe minder plaats in beslag te nemen. Door de bocht in het geboortekanaal maakt het hoofd van de baby een draai van 90° om de lengteas, wat inwendige spildraai wordt genoemd.
De beenderen van de babyschedel zijn op dit moment nog niet met elkaar vergroeid. Bijgevolg kunnen ze ten opzichte van elkaar verschuiven en kan de schedel vervormen en zich aanpassen aan het geboortekanaal dankzij de naden en fontanellen die de vijf belangrijkste schedelbeenderen van elkaar scheiden. Dat is waarom het hoofdje van sommige baby's zo'n gekke langwerpige vorm heeft.
Op dit moment zal de vermoeidheid bij de moeder al toeslaan maar dit is niet het moment om even uit te blazen. Ze moet al haar krachten bundelen om te persen tijdens de weeën. De baby moet nu nog via het weke gedeelte van het baringskanaal zijn doorgang vinden. De spieren van het perineum zijn gelukkig heel elastisch en rekken uit onder druk van het hoofdje van de baby. Als je geen epidurale verdoving hebt gekregen, zal je op dit moment de indruk hebben dat je spieren het gaan begeven.