Als een aanstaande moeder tijdens haar zwangerschap besmet wordt met dit virus zal zij zich grieperig voelen maar gelukkig is haar gezondheid niet in gevaar.
Het is vooral voor de foetus dat deze besmetting gevaarlijk is. Het risico op letsels is het grootst als de besmetting tijdens de eerste helft van de zwangerschap plaatsvindt. Hoewel de meerderheid van de baby’s geen last ondervinden van het virus, zijn er anderen die er blijvende problemen aan overhouden zoals leerproblemen, doofheid, blindheid of een groeivertraging.
Er is 30 tot 40 procent kans dat een zwangere vrouw het virus doorgeeft aan haar baby als ze tijdens haar zwangerschap voor het eerst met het virus in aanraking komt. Zodra vaststaat dat de moeder besmet is, moet de baby worden onderzocht d.m.v. een vruchtwaterpunctie. Dankzij een echografie kan de arts nagaan of er letsels zijn. Indien dit zo blijkt te zijn, kan zwangerschapsonderbreking overwogen worden.
Het kan tegenstrijdig klinken maar het risico op blootstelling aan het virus tijdens de zwangerschap is verhoogd sinds er grote vooruitgang werd geboekt op het vlak van hygiëne. Vroeger kregen alle kleine meisjes of tieners deze ziekte zonder het te beseffen. Tegenwoordig blijkt dat 50% van de jonge vrouwen niet meer immuun zijn voor dit virus.
Omdat het virus aanwezig kan zijn in speeksel, tranen, neusafscheiding, urine en ontlasting, zijn het vooral de moeders met kleine kinderen die naar de crèche of kleuterschool gaan die het meeste kans hebben om met dit virus besmet te raken. Het risico is dus uiteraard ook groot voor jonge vrouwen die beroepsmatig in contact komen met kleine kinderen. Je partner kan zich best ook beschermen tegen een eventuele besmetting want het virus is ook aanwezig in sperma en kan zich bijgevolg bij seksueel contact verspreiden.
Een onberispelijke hygiëne is de beste manier om besmetting te voorkomen. Preventie is dus tamelijk eenvoudig maar wel lastig: